De belangrijkste hervormingen in het nieuwe boek III “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek

Boek III, dat we reeds hebben vermeld in onze vorige nieuwsbrieven, kent een belangrijke ontwikkeling. Hoewel de stof niet volledig wordt hervormd (zoals bij gedwongen mede-eigendom), heeft de wetgever toch een aantal aanpassingen doorgevoerd om het goederenrecht te actualiseren.
 
Zonder exhaustief te willen zijn, nemen wij ons voor om hierbij enkele belangrijke wijzigingen te belichten.

  • Het vruchtgebruik: Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de blote eigenaar de kost van de grote werken dient te dragen, zoals bijvoorbeeld het vervangen van de kozijnen, terwijl de vruchtgebruiker instaat voor de onderhoudsreparaties, zoals het schilderen van de kozijnen. Thans is het mogelijk geworden voor de blote eigenaar om van de vruchtgebruiker een financiële bijdrage te eisen voor grote werken en dit naar evenredigheid van de waarde van zijn vruchtgebruik. Deze evenredigheid wordt berekend op basis van de duur van het genot van de vruchtgebruiker in verhouding tot zijn levensverwachting. Hoe jonger de vruchtgebruiker, hoe hoger de waarde van het vruchtgebruik en de evenredige last.
  • Het recht van erfpacht: De minimale duur van het recht van erfpacht van 27 jaar wordt teruggebracht tot 15 jaar (de normale duur van een onroerende leasing). Bij het einde van het contract gaat de eigendom van de door de erfpachter uitgevoerde werken en beplantingen over op de erfpachtgever doch deze laatste wordt nu verplicht om de erfpachter schadeloos te stellen, waarbij de laatstgenoemde een retentierecht heeft tot zijn schadeloosstelling. Ten slotte valt op te merken dat het noodzakelijkerwijs bezwarende karakter van het erfpachtrecht wordt opgeheven. 

In de volgende nieuwsbrief zullen wij de gelegenheid hebben om meer in het bijzonder terug te komen op de verkrijgende verjaring in vastgoedzaken.

Voor meer informatie over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met Carole DE RUYT.

Met vriendelijke groeten.

Het Cairn Legal Team