Misbruik van omstandigheden: “Nieuw” wilsgebrek

De jurisprudentie van het Hof van cassatie had de leer van de “gekwalificeerde benadeling” al sinds lang tot het leven gewekt. Op basis daarvan kon een partij die zwaar geprofiteerd had van de zwakke positie van de tegenpartij bij het sluiten van een contract (uit onervarenheid, onbedachtzaamheid, onwetendheid of uit de uitbuiting van passies), worden gesanctioneerd.

Om aanleiding te kunnen geven tot de vernietiging van de akte, moest er volgens deze leer sprake zijn van een kennelijk economisch onevenwicht tussen de wederzijdse prestaties. Dit behoorde tot de soevereine appreciatie van de rechter.

Boek V van het nieuwe Burgerlijk Wetboek bevat nu het nieuwe artikel 5.37, getiteld “misbruik van omstandigheden”.

Volgens de wettelijke definitie is er sprake van misbruik van omstandigheden “wanneer bij de contractsluiting een kennelijk onevenwicht bestaat tussen de prestaties als gevolg van het misbruik door de ene partij van omstandigheden die verbonden zijn aan de zwakke positie van de andere partij”.

Bij effectief misbruik van omstandigheden kan de zwakke partij de rechter vragen om haar contractuele verbintenissen aan te passen of zelfs de relatieve nietigheid van het contract uit te spreken indien het misbruik een doorslaggevend karakter had bij de contractvorming.

Hoewel dit nieuwe artikel een leer in de wetgeving verankert dat al een aantal jaren een jurisprudentieel bestaan leidde, heeft het ook de verdienste dat zij eindelijk op definitieve wijze de kwestie van de sanctie voor misbruik van omstandigheden regelt, een aspect dat niet unaniem werd aanvaard bij de toepassing van de leer van gekwalificeerd benadeling.

Tot slot kan ook nog een parallel worden getrokken met artikel IV.2/1 van het Wetboek van economisch recht, dat op 1 juni 2020 in werking is getreden, en het misbruik van de economische afhankelijkheid tussen vennootschappen verbiedt.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met mr. Antoine DECLEVE.