De wet van 20 december 2020 tot invoering van een nieuwe tijdelijke opschorting van 24.12.2020 tot 31.01.2021

In overeenstemming met de maatregelen die bij de eerste lockdown zijn genomen (vermeld in onze nieuwsbrieven van 27 april 2020 en 18 mei 2020), heeft de wetgever nieuwe bepalingen aangenomen die bedoeld zijn om zowel ondernemingen als particulieren die door de gezondheidscrisis zijn getroffen, tijdelijk te beschermen.

Als de particulier van rechtswege wordt beschermd, moet de onderneming aantonen dat aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan om van deze nieuwe opschorting te kunnen genieten, met name, dat:
1. ze het voorwerp heeft uitgemaakt van een sluitingsmaatregel overeenkomstig het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 ;
2. haar continuïteit wordt bedreigd door de Covid-19-pandemie en haar gevolgen;
3. ze niet in staking van betaling was op 18.03.2020.

Deze nieuwe opschorting eindigt op 31 januari 2021, tenzij ze wordt verlengd op basis van de ontwikkeling van de pandemie.

Wat de opschorting aan de ondernemingen betreft, wordt de bescherming als volgt samengevat:
1. Opschorting en verbod tot het leggen van roerende beslagmaatregelen ;
2. Geen faillissement of ontbinding door middel van een dagvaarding van een schuldeiser (tenzij op initiatief van het Openbaar ministerie) ;
3. Verlenging van rechtswege van de in een gerechtelijk reorganisatieplan voorziene termijnen.
4. Verbod op het beëindigen van lopende contracten wegens wanbetaling (met uitzondering van arbeidsovereenkomsten) ;
5. Opheffing van de verplichting om aangifte van faillissement te doen binnen de maand na staking van betaling.

Net als voorheen behoudt de schuldeiser het recht om de opheffing van de opschorting op te vorderen door middel van een dagvaarding zoals in kort geding voor de Voorzitter van de territoriaal bevoegde ondernemingsrechtbank.

Voor particulieren houdt de wetstekst nu van rechtswege  de volgende in :
1. de opschorting en het verbod van uitvoerende beslagen op onroerende goederen op de woonplaats ;
2. het verbod op elk derdenbeslag ;
3. het verbod op loonoverdracht.

Een uitzondering wordt voorzien wanneer de te vorderen schuldvordering op een particulier een alimentatie-, strafrechtelijke of fiscale schuldvordering is. Er is echter geen mechanisme voor gerechtelijke opheffing van de opschorting.

Voor meer informatie over dit onderwerp, aarzel niet om contact op te nemen met Virginie SCHOONHEYT .

Met vriendelijke groeten.
Het Cairn Legal Team